Drie opstekers voor de kwakkelende eurozone binnen anderhalve week.
President Mario Draghi van de Europese Centrale Bank beloofde in principe grof
geschut in te zetten om de rente van zwakke eurolanden te drukken.
Vervolgens kreeg Duitsland, met enige moeite, fiat van zijn hoogste rechters
om mee te doen aan het permanente Europese noodfonds ESM.
Als toetje bood de Nederlandse verkiezingsuitslag zicht op een
meerderheidsregering die voor meer stabiliteit zorgt in één van de
kernlanden van de eurozone. Al is het uiteraard de vraag in hoeverre een
nieuw kabinet de nog altijd aanwezige euroscepsis kan negeren.
Hoewel de economie van de eurozone, inclusief Nederland, nog niet echt tekenen
van herstel toont, liepen financiële markten afgelopen week al vooruit op
betere tijden. In Nederland tikte de AEX-index
de hoogste stand van het jaar aan. Rentes op Spaanse en Italiaanse
tienjarige staatsleningen zijn in korte tijd fors gedaald.
De ontspanning op financiële markten roept echter een klassieke reactie bij
Europese beleidsmakers: pijnlijke dossiers worden vooruitgeschoven en
nationale reflexen blokkeren het optuigen van een raamwerk dat de eurozone
een steviger fundament moet geven.
Opvallend genoeg geldt dit alles zowel voor Duitsland, als aanvoerder van het
Noordelijke blok, als voor het kwakkelende Spanje, dat op korte termijn de
kritieke schakel is de eurozone.
Spanje: baas over eigen pensioen
Duitsland heeft zich de afgelopen maanden hard gemaakt voor een deal, waarbij
de sterkste economie van Europa bereid is zijn leencapaciteit ter
beschikking te stellen voor Zuid-Europese landen, mits die ook bereid zijn
om soevereiniteit af te staan op Europees niveau. Natuurlijk (nog) niet in
de vorm een een Europees ministerie van Financiën, maar via een fiscale unie
die verder gaat dan afspraken over de hoogte van het begrotingstekort.
In de ogen van de Duitse bondskansselier Merkel
komt dit neer op een gemeenschappelijk budgetbeleid dat ook over zaken
gaat als pensioenen en hervormingen op de arbeidsmarkt. Zaken die in vrijwel
alle eurolanden nog sterk worden gekoesterd als nationaal beleidsterrein.
De eerste stap in de richting van Europese grip op binnenlands economisch
beleid kan zijn: Spanje krijgt toegang tot een noodpakket om zijn
staatsschulden te blijven financieren. Tegelijk moet het land zich dan
onderwerpen aan een toezichtsregime van de Europese Commissie, het
Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Europese Centrale Bank. Kortom:
soevereiniteit opgeven.
De Spaanse regering geeft sinds een week echter vooral signalen af, dat Madrid niet
staat te trappelen om noodsteun aan te vragen. Spanje vindt dat het zelf
flink bezuinigt en premier Mariano Rajoy is beducht dat extra eisen van
buitenaf, over bijvoorbeeld het Spaanse pensioensysteem, zijn positie
ondermijnen.
Duitsland en Spanje moeten de uitruil dus nog maken: financiële hulp in ruil
voor het opgeven van soevereiniteit.
Als Spanje geen zeggenschap wil opgeven, geen noodsteun krijgt en beleggers
het land laten vallen, kan het alsnog akelig misgaan. Onder meer met de
miljardeninvesteringen van andere Europese banken in de Spaanse financiële
sector. Deze tijdbom moet onschadelijk worden gemaakt om de eurozone in tact
te houden.
Boterzachte bankenunie
Intussen
kibbelen de eurolanden ook over de manier waarop een bankenunie vorm
moet worden gegeven. Idee is om de eindverantwoordelijkheid voor het
bankentoezicht bij de Europese Centrale Bank te leggen.
Als het toezicht op banken op Europees niveau komt te liggen, kunnen problemen
met banken ook vanuit Europa worden aangepakt. Enerzijds door banken zo in
te richten dat ze failliet kunnen gaan, zonder dat essentiële functies zoals
het betalingsverkeer en de bescherming van spaarders in gevaar komen.
Aan de andere kunnen in deze opzet voor reddingsoperaties van banken Europese
middelen worden ingezet. Dat laatste betekent dat staten minder snel
meegezogen worden door een bankencrisis, zoals de afgelopen jaren is gebeurd
in Ierland en Spanje.
De logica van dit plan eist dat alle banken onder Europees toezicht vallen.
Veel problemen bij banken zijn de afgelopen jaren immers opgetreden bij
regionale banken, zoals de caja's in Spanje en zogenoemde
Landesbanken in Duitsland.
Duitsland dwars
Maar juist op dit punt is de Duitse regering dwars gaan liggen. Minister van
Financiën Wolfgang Schaüble gaf afgelopen week aan, dat wat hem betreft
alleen de grootste banken onder Europees toezicht moeten komen. Nationale
toezichthouders moeten over de kleinere banken blijven gaan.
De problemen in Spanje tonen echter aan dat dit de effectiviteit van een
bankenunie ondermijnt. De Spaanse staat is in de problemen gekomen door een
regionaal bankenprobleem. Als je daar vanuit Europa iets aan wilt doen, moet
ook het toezicht op Europees niveau liggen.
Dat Europese toezicht hoeft overigens niet door een grote, nieuwe bureaucratie
op te tuigen: je kunt bijvoorbeeld ook een
roulatiesysteem inrichten, waarbij personeel van nationale centrale
banken in andere eurolanden dan het eigen land als 'Europese' toezichthouder
wordt ingezet.
De Duitse halsstarrigheid, die vooral lijkt te zijn ingegeven door een lobby
van regionale Duitse banken, dreigt de bankenunie echter tot een wassen neus
te maken. In die zin, dat je geen effectieve bescherming inbouwt tegen een
volgende financiële crisis.
Als eurolanden in Noord en Zuid zich blijfen ingraven de komende maanden,
laait de angst op financiële markten ongetwijfeld weer op. Dan kan de
eurozone alsnog grote averij oplopen.
Lees ook:
Uitstelgedrag politici verzwakt effect ECB-acties
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl